Het gebruik van visuele woordenschatborden helpt studenten informatie vast te houden en op een creatieve manier te laten zien wat ze weten. Voor deze activiteit zullen leerlingen een spinnenkaart maken die 3-5 soorten waterlichamen definieert en illustreert . Hun eindproduct moet een illustratie hebben die bij elke definitie hoort.
Lichaam van water | Definitie |
---|---|
Baai | Een brede inham van de zee waar het land naar binnen buigt |
Golf | Een diepe inham van de zee, bijna omringd door land, met een smalle mond |
Meer | Een groot binnenland met stilstaand water |
Oceaan | Het hele zoute waterlichaam dat bijna driekwart van het aardoppervlak beslaat |
Vijver | Een watermassa die meestal kleiner is dan een meer |
Rivier | Een grote natuurlijke stroom water die in een kanaal naar de zee, een meer of een andere dergelijke stroom stroomt |
Zee | De uitgestrektheid van zout water die het grootste deel van het aardoppervlak bedekt en de landmassa's omgeeft |
Zeestraat | Een nauwe doorgang van water die twee zeeën of twee andere grote watergebieden met elkaar verbindt |
Stroom | Een kleine, smalle rivier |
Waterval | Een val van water meestal van grote hoogte |
(Deze instructies kunnen volledig worden aangepast. Nadat u op "Activiteit kopiëren" hebt geklikt, werkt u de instructies bij op het tabblad Bewerken van de opdracht.)
Opleveringsdatum:
Doel: Maak een spinnenkaart met 3-5 cellen die verschillende watermassa's definieert en illustreert.
Instructies voor studenten:
Leraren kunnen verschillende kleurrijke en interessante afbeeldingen en video's gebruiken om het verschil tussen verschillende waterlichamen visueel uit te leggen. Door te kijken leren leerlingen beter en kunnen ze de informatie ook beter onthouden. Vraag de leerlingen om elk water dat ze interessant vinden te tekenen of schilderen, om ze bij de les te betrekken.
Eén manier om de studenten tijdens de lezing te betrekken, is door storytelling te gebruiken om verschillende en complexe concepten uit te leggen. Leraren kunnen interessante en interactieve verhalen bedenken over verschillende waterlichamen om de leerlingen de verschillen daartussen uit te leggen.
Elk waterlichaam heeft zijn eigen betekenis en gebruik in het milieu en het ecosysteem. Leraren kunnen de leerlingen helpen deze waterlichamen te onderscheiden op basis van hun betekenis en gebruik. Sommige waterlichamen worden bijvoorbeeld gebruikt voor handel en andere voor irrigatiedoeleinden.
Gebruik interactieve kaarten (fysiek of digitaal) om leerlingen verschillende watermassa's te laten verkennen en van elkaar te onderscheiden. Google Maps en andere online tools, maar ook educatieve toepassingen, kunnen behoorlijk nuttig zijn. Neem het onderwerp aardrijkskunde op om leerlingen te helpen verschillende concepten met elkaar te integreren.
Beveel de leerlingen wat leesmateriaal over verschillende waterlichamen aan. Ga daarna met de leerlingen in gesprek over wat ze hebben geleerd. Hiervoor kunnen groepsgesprekken of schriftelijke reflecties worden ingezet. Indien mogelijk kunnen leraren een excursie naar een nabijgelegen waterlichaam regelen om praktijkgericht leren te stimuleren.
Een zee is een kleinere hoeveelheid zout water die gedeeltelijk omgeven is door land, terwijl een oceaan een enorme uitgestrektheid zout water is die een aanzienlijk deel van het aardoppervlak bedekt. Studenten kunnen nadenken over enkele voorbeelden van beide waterlichamen, zoals de Arabische Zee en de Stille Oceaan, en een vergelijking maken met behulp van een Venn-diagram.
Over het algemeen zijn meren groter en dieper dan vijvers. Meren kunnen water uit verschillende bronnen halen, waaronder rivieren en ondergrondse bronnen. Studenten kunnen de verschillende soorten dier- en plantensoorten die in beide waterlichamen voorkomen analyseren om ze van elkaar te onderscheiden.
Rivieren stromen normaal gesproken stroomafwaarts en stromen uiteindelijk af in een grotere watermassa nadat ze zijn begonnen bij een natuurlijke bron, zoals een bron of een gletsjer die aan het smelten is.