In de proloog vinden een bemanning van mannen een babymeisje, de enige overlevende van een pokkenepidemie, op Spirit Island. Het hoofdverhaal begint door Omakayas te introduceren als een zevenjarig meisje dat bij haar familie woont: haar moeder, Gele Kettle, haar mooie oude zus, Angeline en oma Nokomis. Ze heeft ook een vervelende jongere broer, Pinch, een lieve babybroer Neewo, haar vader, Deydey, en familievriend, Old Tallow.
Omakayas noemt de beer welpen haar broers en spreekt tot de moeder beer, die haar ongedeerd verlaat.
Omakayas spreekt tot de beren, met de vraag hen om haar te leren over hun medicijnen.
Toen Omakayas en haar familie zijn in de buurt van de hongerdood, Nokomis droomt van een dierbare. Ze spreekt DEYDEY over deze droom, die vervolgens vindt de herten, doden voor voedsel.