Vóór de 14e eeuw was de 'Bekende Wereld' beperkt tot Europa, delen van Afrika en delen van Azië. De meeste mensen geloofden dat de wereld kleiner en platter was dan hij in werkelijkheid is. De meeste reizen over zee waren beperkt tot de kusten, want velen die verder waagden, keerden niet terug. Vervoer over land was vaak gevaarlijk en vervelend, maar desondanks kwamen ontdekkingsreizigers uit de middeleeuwen, zoals Marco Polo, Azië binnen en openden handelsroutes. Andere grenzen werden geblokkeerd door moslimgebied of open oceaan. Desondanks beperkte de Zwarte Dood in de 13e eeuw de handel en reizen en decimeerde de Europese bevolking.
Tegen het begin van de 15e eeuw ontwikkelden scheepsbouwers schepen die verder konden reizen dan eerdere modellen. Dankzij navigatie met sterrenkaarten konden schepen op koers blijven en nieuw territorium nauwkeuriger in kaart brengen. Portugal, Spanje, Italië en andere landen begonnen expedities te sturen langs de kust van Afrika en daarbuiten. Christoffel Columbus is een van de beroemdste ontdekkingsreizigers, maar anderen, zoals Amerigo Vespucci, Vasco Núñez de Balboa en Ferdinand Magellan, deden ook buitengewone ontdekkingen in de Nieuwe Wereld.
De periode tussen 1400 en 1600 staat bekend als de Age of Exploration, of de Age of Discovery. De ontdekkingen van Europese ontdekkingsreizigers zorgden voor een beter begrip van de Amerikaanse continenten en de mensen die erop leven. Deze ontdekkingen en uitwisselingen tussen het westelijk en oostelijk halfrond tijdens het tijdperk van ontdekking hebben de geschiedenis van de wereld voor altijd veranderd, zowel ten goede als ten kwade. Dankzij nieuwe innovaties in de scheepsbouw en navigatie konden ontdekkingsreizigers onbekende landen ontdekken en lucratieve handelsroutes creëren die voorheen onbereikbaar waren.