The Great Gatsby van F. Scott Fitzgerald beschrijft de idealen van een samenleving die geobsedeerd is door rijkdom en status. Het verhaal speelt zich af in de jaren 1920 tijdens het verbod en wordt verteld door een jonge man genaamd Nick Carraway. Nick ontmoet Gatsby, wiens echte naam James Gatz is, in Gatsby's uitgebreide herenhuis in West Egg. Het gebied zit vol met opkomend 'nieuw geld'. Jong, knap en fabelachtig rijk, Jay Gatsby lijkt alles te hebben, maar toch verlangt hij naar het enige dat altijd buiten zijn bereik zal blijven, de liefde van Daisy Buchanan. Deze afwezigheid maakt zijn leven van glinsterende feesten en heldere versieringen leeg en troosteloos.
Gedurende de roman probeert Jay Gatsby Daisy's aandacht te krijgen en uiteindelijk is het Nick, Daisy's neef, die hen bij elkaar brengt. De twee herstarten een romantische relatie van vele jaren geleden, voordat Daisy trouwde. Op een avond worden Gatsby en Nick uitgenodigd in het huis van Daisy, en haar man, Tom Buchanan, merkt hoe hecht de twee zijn geworden. Hij hoort van de affaire en saboteert hun liefde door te onthullen hoe Gatsby zijn geld verdiende: illegale smokkel. Ondanks dat Tom ook een affaire heeft, overtuigt hij Daisy dat haar loyaliteit bij hem ligt. Daisy rijdt met Gatsby naar huis en slaat Myrtle, Toms minnares, aan en vermoordt haar. Aangezien de twee in Gatsby's auto zaten, neemt hij de verantwoordelijkheid voor de moord op zich.
Gatsby's tragische achtervolging van zijn droom leidt uiteindelijk tot zijn dood, wanneer hij wordt neergeschoten door de echtgenoot van Toms minnares. Nick's wanhoop drijft hem om terug te gaan naar het Midwesten, gedesillusioneerd door de gebeurtenissen in de roman.