Spelen komt oorspronkelijk uit het oude Griekenland. Aristoteles was een van de eersten die over drama schreef en beschreef de drie segmenten: begin, midden en einde. In de loop van de tijd ontwikkelden zich drama's, de Romeinse dichter Horace bepleitte vijf acts en vele eeuwen later ontwikkelde een Duitse toneelschrijver, Gustav Freytag, de structuur met vijf acten die tegenwoordig veel wordt gebruikt om klassieke en Shakespeare drama's te analyseren. Het patroon van deze structuur met vijf acten is te zien in het vertrouwde plotdiagram:
Aristoteles geloofde dat elk stuk van poëzie of drama een begin, midden en einde moet hebben. Deze afdelingen werden ontwikkeld door de Romein, Aelius Donatus, en noemden Protasis, Epitasis en Catastrofe. De structuur met drie actieven heeft de afgelopen jaren een opleving gekend, zoals bioscoopkaskrakers en populaire tv-programma's het hebben overgenomen.
De vijf act-structuur breidt de klassieke divisies uit en kan worden overlapt op een traditioneel plotdiagram, omdat het dezelfde vijf delen volgt. Shakespeare speelt vooral bekend om het volgen van deze structuur.
In de bovenstaande illustratie is de verhaallijn van het diagram van de plot tussen de afdelingen Vijf wetten (boven) en Aristoteles (onder).
Hier leert het publiek de instelling (tijd / plaats), worden personages ontwikkeld en wordt een conflict geïntroduceerd.
De actie van deze act leidt het publiek naar de climax. Het komt vaak voor dat complicaties optreden of dat de protagonist obstakels tegenkomt.
Dit is het keerpunt van het spel. De climax wordt gekenmerkt door de hoogste hoeveelheid suspense.
Het tegenovergestelde van Rising Action, in de Falling Action komt het verhaal ten einde en worden onbekende details of plotwendingen onthuld en ingepakt.
Dit is het uiteindelijke resultaat van het drama. Hier wordt de toon van de auteur over zijn of haar onderwerp onthuld, en soms wordt een moraal of les geleerd.